In hamermolens wordt het materiaal in de breekruimte getrokken door de hamers die zijn opgehangen aan de snel draaiende rotor. De verkleining vindt voornamelijk plaats door de impact op het zeefrooster. Het te malen materiaal blijft in de breekruimte totdat de vereiste mate van fijnheid is bereikt, zodat deze vervolgens door het zeefrooster kan passeren.
In beide typen molens wordt de fijnheid van het afgewerkte materiaal beïnvloed door het veranderen van de zeefopening en draaisnelheid.
In tegenstelling tot hamermolens zijn hamerslagmolens voorzien van extra stootruimte in het bovenste deel van de behuizing.
Het eenmaal toegevoerde materiaal wordt door de rotorhamers opgepakt en tegen de ribben in de breekruimte geslingerd. Het op deze wijze voorverkleinde materiaal belandt in de onderste breekruimte en wordt vervolgens verder verkleind, hoofdzakelijk op het zeefrooster.
De hamer- en hamerslagmolens hebben een stevig gelaste stalen constructie. Het tweedelige huis omvat een bovendeel en een onderdeel.
De breekruimte wordt beschermd tegen slijtage door eenvoudig verwisselbare gepantserde platen. Doorgaande bouten die de hamers vasthouden, kunnen worden teruggetrokken door openingen in de zijkanten van de behuizing (vanaf type 3).
Het verwisselen en opnieuw positioneren van de hamers gaat snel en eenvoudig, zonder de molen te hoeven demonteren. Inspectieluiken (vanaf type 3) op de voor- en achterwanden maken de breekruimte makkelijk toegankelijk.
Het tweedelige zeefrooster (vanaf type 3) is gemaakt van slijtvaste profielstaven is opgenomen in het onderste behuizingsgedeelte.
Elke helft van het zeefrooster is geschikt om te omdraaien en bevestingd met doorlopende bouten aan het uiteinde.
In hamermolen HM 1 kan het bovenste gedeelte van de behuizing worden opgeklapt, waardoor een snel en probleemloos wisselen en reinigen van het zeefrooster mogelijk is.
Deze molen wordt aangedreven door een driefasige electromotor en V-snaaraandrijving met een vliegwiel.