Het af te zeven materiaal wordt in het midden boven de middenas ingevoerd en wordt overeenkomstig de ingestelde trillingskarakteristiek radiaal of spiraalvormig naar buiten naar de trommelrand afgebogen – het spiraalpatroon kan worden aangepast.
Deze naar buiten gerichte afbuiging kan betekenen dat de te grote korrels de trommelrand niet bereiken en dus niet worden afgevoerd. Dat zou belangrijk zijn voor b.v. controle-zeving met een zeer klein korreloverschot. De mate van de spiraalafbuiging bepaalt in essentie de verblijftijd van het afgezeefde materiaal op het zeefdek en dus het zeefresultaat. Ook van invloed zijn de eigenschappen van het afgezeefde materiaal, zoals korrelvorm / structuur, oppervlaktevocht en het gewenste zeefresultaat.
De zeefopstelling bestaat uit één tot drie zeefringen en is door spiraalveren met het onderframe verbonden. De vibrerende aandrijfmotor wordt gemonteerd onderin de zeefkast, in de middenlijn.
De trillingen worden opgewekt door twee ronde schijven met onbalansmassa’s die kunnen worden versteld wanneer de tuimel machine stilstaat. De schijven zijn gemonteerd aan de aseinden boven en onder de motor. De afstand van de schijven, de grootte van de onbalansgewichten op de bovenste en onderste schijf en de hoek waaronder zij van elkaar zijn verplaatst bepalen met de motorsnelheid de intensiteit en vorm van de driedimensionale trillingskarakteristiek.
De trillingspatronen kunnen optimaal worden ingesteld voor het af te zeven materiaal en voor het vereiste zeefresultaat door simpelweg de onderste onbalansgewichten te verschuiven.